1.1 Schrijfoefening signaalwoorden
134 signaalwoorden (zie hieronder)
134 signaalwoorden (zie hieronder)
A.Tijd:
1.Daarna
2.Vervolgens
3.Daarvoor
4.Later
5.Eerder
6.De volgende dag (week, maand, etc)
7.Een jaar/maand/week/dag eerder
8.Toen
9.Op dat moment
10. Terwijl
11.Tegelijkertijd
B.Plaats:
12.Daarnaast
13.Naast
14.Boven
15.Langs
16.Verderweg
17.In de aangrenzende gebieden
18.Vlak daarbij
19.Op dezelfde plek
20.Daar
21.Precies waar
C.Deel-geheel
22.Dit behoort tot
23.Dit valt onder
24.Een onderdeel hiervan is
25.Dit bestaat uit
26.Daartoe behoort
27.Dit valt uiteen in
28. Een aspect is
D.Aankondiging
29.Het vervolg zal gaan over
30.Hierna zullen we
33.In het volgende/vierde deel zal…
E.Opsomming
34.Achtereenvolgens komen aan de orde
35.1,2,3,4…
36.Ten eerste, ten tweede…
37.Allereerst..
38.Vervolgens
39.Bovendien
40.Daarnaast
41.Ook
42.Achtereenvolgens
43.Ten slotte
44.In de eerste plaats
45.In de laatste plaats.
F. Tegenstelling
46.Maar
47.Niettemin
48.Echter
49.Evenwel
50.Toch
51.Al… toch…
52.Hoewel
53.Ofschoon
54.Ondanks
55,Daarentegen
56.Niettegenstaande
57.In tegenstelling tot
58.In contrast met
59.Dit staat lijnrecht tegenover
60.Welliswaar, maar …
61.Enerzijds…anderzijds
G. Vergelijking
62.Evenals
63.Eveneens
64.Net als..
65.Net zo
66.Vergelijk
67.Op dezelfde manier
68.Dit komt overeen met
69.Dit lijkt op
H. Illustratie/Voorbeeld
70.Bijvoorbeeld
71.Zo
72.Zoals
73.Net zo(als)
74.Neem..
75.Met andere woorden
76.Ter illustratie
77.Als concreet voorbeeld
78.Om een voorbeeld te noemen
I. Oorzaak-gevolgrelatie
79.Daardoor
80.Doordat
81.Want
82.Immers
83.daar
84.Aabgezien
85.Daardoor
86.Waardoor
87.Op grond van
88.Ten gevolge van
89.Een gevolg van deze beslissing is
J. Redengevend
90.omdat
91.Daar
92.Daarom
93.De reden daarvoor is
94.Hiervoor zijn twee redenen aan te geven
K.Van argument naar conclusie
95.dus
96.Derhalve
97.Dan ook
98.Kortom
99.Hieruit volgt dat
100.Hieruit valt af te leiden dat
101.Dit voert ons naar de volgende conclusie
102.Concluderend
L.Van conclusie naar argument
103.Want
104.Aangezien
105.Op basis van
106.Dat volgt uit
107.Daarvoor bestaan de volgende argumenten
108.Mijn argumentatie is als volgt
109.Dat leid ik af uit
M.Van probleem naar oplossing
110.Dus
111.De oplossing is duidelijk dat
112.We moeten dit als volgt aanpakken
N. Van oplossing naar probleem
113.Dat komt door
114.Het achterliggende probleem is dat
O. Doel-middel
115.Opdat
116.Zodat
117.Om te bereiken dat
118.Om een einde te maken aan
119.Om ervoor te zorgen dat
120.Dat helpt om
121.Wat ertoe zal bijdragen dat
122.Waardoor… zal ontstaan
123.Waardoor er een einde zal komen aan …
P. Samenvatting
124.Dus
125.Samenvattend
126.Kortom
127.Al met al
128.Alles overziend
129.Afsluitend
130.Uiteindelijk
131.De balans opmakend..
132.Alles op een rijtje gezet
133.Het eindoordeel is
134.Dit levert het volgende totaalbeeld op